Gaan na inhoud

Nedersaksies

in Wikipedia, die vrye ensiklopedie
Weergawe deur Laurens (besprekings | bydraes) op 18:45, 4 Junie 2005 (Nederlandse teks onvertaald gelaai)
(verskil) ← Ouer weergawe | bekyk huidige weergawe (verskil) | Nuwer weergawe → (verskil)
Taalgebied

Het Nedersaksisch is een groep niet-gestandaardiseerde West-Germaanse Nederduitse variëteiten. Die worden voornamelijk gesproken in het noordelijk deel van Duitsland, en in het noordelijk en oostelijk deel van Nederland (de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, de Gelderse gewesten Veluwe en Achterhoek, en de Stellingwerven in het zuiden van Friesland).

Nederland en Duitsland erkennen het Nedersaksisch officieel als streektaal en zeggen er beperkte steun aan toe, zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 van het Europees handvest voor regionale en minderheidstalen. De taalcode (ISO 639-2) van het Nedersaksisch is nds.

Het begrip

Het begrip 'Nedersaksisch' werd tot in de jaren '90 van de 20e eeuw alleen door historisch taalkundigen gehanteerd. Sprekers van de Nedersaksische variëteiten refereerden aan hun dialect met de naam van een plaats of streek (Achterhoeks, Drents, Veluws, Elspeets enz.), of met de aanduiding Plat (ook Plat, Platduits). Onder invloed van diverse streektaalbewegingen heeft de politiek het begrip overgenomen en uiteindelijk als streektaal erkend. Een uniforme cultuurtaal zit er nog lang niet in, mede doordat iedere poging van uniformering (spelling en woordenschat) als wezensvreemd voor de grote variëteit aan voornamelijk mondelinge dialecten wordt afgewezen.

Dialecten

Vanwege de grote verspreiding van het Nedersaksisch (oudtijds van Koningsbergen tot Spakenburg) zijn er verschillende dialectvarianten ontstaan, die zich grosso modo in drie hoofdgroepen laten categoriseren: de oostelijke groep (Oost-Duitsland), de noordelijke groep (Sleeswijk-Holstein, Nedersaksen, Groningen, Drenthe, Stellingwerf, Kop van Overijssel) en de zuidwestelijke groep (Westfalen, Twente, Salland, Gelderland). In de Liemers wordt een Nederfrankisch dialect gesproken met Nedersaksische invloeden; in de Gelderse Vallei wordt een Hollands-Nedersaksisch overgangsdialect gesproken. Tot de oostelijke groep behoort ook het Plautdietsch, dat op geïsoleerde plaatsen in Oekraïne, Canada en in de Verenigde Staten nog wordt gesproken.

In de Middeleeuwen was het Oud-Nedersaksisch een zeer prominente taal, die onder meer diende als officiële voertaal van de Hanze, maar in die hoedanigheid later door het Hoogduits werd verdrongen.

Enkele karakteristieken

(Noot: deze kenmerken zijn opgeschreven door een moedertaalspreker van het Sallands met Oost-Veluwse en Drentse wortels. Alles wat wordt genoemd is derhalve Nedersaksisch, maar hoeft niet voor alle dialecten te gelden (of zelfs maar een weergave van "zuiver" Sallands te zijn.)

Klank

  • Behoud van de /l/ in -ol(d/t)- clusters waar het Nederlands diftongeert naar ou (old = oud, kold = koud, holt = hout, zie ook plaatsnamen als Holten, Oldenzaal en Steenwijkerwold)
  • De in de Middeleeuwen ook in het Nederlands nog aanwezige /i/ is nog niet verbreed naar ij (kykn = kijken)
  • Een -n of -ng aan het eind van een lettergreep wordt genasaliseerd, net als in het Frans. Dit strekt zich ook uit tot gevallen als 'jaagn' (jagen), dat als /ja:əng(n)/ wordt uitgesproken
  • Intervocalische z, g, v vallen weg met verlenging van de voorgaande klinker (wezen → /wên/, wagen → /wa:əng/, Deventer → /Dêmter/). Merk op dat de verdwenen medeklinker wel invloed uitgeoefend heeft op de medeklinker die volgt: de -n van 'wagen' wordt door de -g- een /ng/, de -n- van 'Deventer' wordt door de -v- een /m/.
  • Nederlands 'er' → Nedersaksisch 'ar' (barg = berg, karke = kerk); Nederlands 'ui' → Nedersaksisch 'uu' of 'oe' → (boek = buik, roete = ruit, uut = uit)
  • Een -r- aan het eind van een woord of vóór een -t- verliest zijn stem en wordt tot een soort -h-, net als in (Brits) Engels (sport /spoht/, doar /do:əh/)

Grammatica

  • Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden, vooral die met een eenlettergrepige stam, behouden in het enkelvoud een uitgang op -e (karke [v] vs. barg [m])
  • Zelfstandige naamwoorden met een o, oo of oe in de stam krijgen een umlaut in het verkleinwoord (hoed → huudtien, hond → höndtien, book → buukien, bok → bökkien)
  • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden krijgen een umlaut (holt → höltn = hout, houten)
  • Objectsvorm van het persoonlijk voornaamwoord wordt veelal gebruikt i.p.v. 'zich' (hee wast 'm = hij wast zich)
  • Net als in het Oud-Saksisch en Oud-Engels wordt in sommige streken 'hee' voor zowel 'hij' als 'zij' (ev.) gebruikt. Dit kan soms tot twijfelgevallen leiden: wie wast wie in 'hee wast 'm'? Hij zich? Zij hem?
  • De onvoltooid tegenwoordige tijd van het regelmatige werkwoord gaat in de zuidelijke Nederlandse dialecten uit op -t in alle personen behalve de eerste enkelvoud: ik warke, ie warkt, hee warkt; wy warkt, ule warkt, zy warkt (ik werk etc.). In de noordelijke is dit in de genoemde gevallen altijd -n
  • De infinitief kent altijd de uitgang -n (kykn = kijken), die onder invloed van de laatste medeklinker van de stam van het werkwoord kan worden uitgesproken als /m/ na een labiaal (loopn) of /ng/ na een gutturaal (jaegn)
  • De derde persoon enkelvoud o.t.t. van een sterk werkwoord krijgt geen -t uitgang, maar wordt gevormd door de stamklinker te verkorten (kykn → hee kik = hij kijkt)

Nederlandse varianten van het Nedersaksisch

Taalvoorbeelden

Gebed: Onze Vader

(plattdüütsch, Nedersaksen/Sleeswijk-Holstein)

Unse Vader in' Himmel! 
Laat hilligt warrn dienen Namen. 
Laat kamen dien Riek. 
Laat warrn dienen Willen so as in'n Himmel, 
so ok op de Eerd. 
Uns' dääglich Brood giff uns vundaag. 
Un vergiff uns unse Schuld, 
as wi di vergeben hebbt, 
de an uns schüllig sünd. 
Un laat uns nich versöcht warrn. 
Mak uns frie vun dat Böse.

Gebed: Onze Vader

(Nedersaksisch, Veluwe)

Unse Vort dy in de hemel is
Uyw naam woerdt eheyligd.
Uyw koeninkryk kumt.
Uyw wül geschyd up eerde,
soas in de hemel.
Gev uns uns daagliks brood.
en vergev uns unse schülden,
soas ok wy unse schüldenaren vergeven;
En leyd uns ny in versöyking.
Mer verlos uns van et böse.
Want van Uy is et koeninkryk,
de kracht en de heerlikheyd,
tot in de eeuwigheyd.
Amen.

Lied: Ain boer wol noar zien noaber tou

(lied; elke twee regels worden 1 keer herhaald - Gronings)

Ain boer wol noar zien noaber tou
Hai, boer, hai!
Zien wief dai wol met hom goan
Dom, dom, dom, dai!

Nee, wief, doe most toeze bliev'n
Hai, boer, hai!
Most spinn'n en naai'n van
Dom, dom, dom, dai!

Dou boer weer in hoeze kwam
Hai, boer, hai!
Zee'e: Wief, wat hestoe wel doan
Dom, dom, dom, dai!

Moar 't wief kreeg tou bèrfestok
Hai, boer, hai!
En sloug hom dou op zien kop
Dom, dom, dom, dai!

En boer gong noar zien noaber kloag'n
Hai, boer, hai!
Mien wief het mie op kop sloag'n
Dom, dom, dom, dai!

En noaber zee: Net ziezo,
Hai, boer, hai!
Mien wief dai dut krek ziezo
Dom, dom, dom, dai!

Sjabloon:InterWiki

Indo-Europese tale: Kentum-tale: Germaanse tale
Noord-Germaanse tale:
Deens | Faroëes | Noors (Bokmål, Nynorsk) | Sweeds | Yslands
Wes-Germaanse tale:
Afrikaans | Duits | Engels | Fries (Noord-Fries, Oos-Fries/Saterfries, Wes-Fries) | Jiddisj | Limburgs | Luxemburgs | Nederduits | Nederlands (Oos-Vlaams, Wes-Vlaams) | Nedersaksies (Wes-Veluws) | Skots
Oos-Germaanse tale:
Boergondies (†) | Goties (†) | Vandaals (†)


Categorie: Natuurlijke taal categorie:Germaanse taal