Naar inhoud springen

Heinz Fiebig

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Heinz Fiebig
Heinz Fiebig (1944)
Heinz Fiebig (1944)
Geboren 23 maart 1897
Zabrze/Opper-Silezië, Koninkrijk Pruisen (hedendaags: Woiwodschap Silezië, Polen)
Overleden 30 maart 1964
Seesen, Nedersaksen, West-Duitsland
Religie Evangelisch[1]
Land/zijde Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Vlag van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek Weimarrepubliek
Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Onderdeel Pruisische leger
Deutsches Heer
Heer
Dienstjaren 1914 - 1945
Rang
Generalmajor
Eenheid II. Ersatz-Bataillon/3. Schlesischen Infanterie-Regiment Nr. 156
21 augustus 1914 -
16 januari 1915
156e Infanterieregiment
16 januari 1915 -
26 december 1915
Führerreserve (OKH)
25 april 1944 -
3 juli 1944
Bevel 36e Infanteriedivisie
16 augustus 1943 -
22 augustus 1943[1][2]
246e Infanteriedivisie
12 september 1943 -
5 oktober 1943[1][2][3][4]
712e Infanteriedivisie
15 augustus 1944 -
26 september 1944[1][2]
84e Infanteriedivisie
21 augustus[5]/
26 september 1944[1][2] -
8 mei 1945[6]
Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog

Tweede Wereldoorlog

Onderscheidingen zie onderscheidingen
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Heinz Fiebig (Zabrze, 23 maart 1897Seesen, 30 maart 1964) was een Duitse officier en Generalmajor tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Op 23 maart 1897 werd Heinz Fiebig in Zabrze/Opper-Silezië geboren.

Eerste Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 21 augustus 1914 trad Fiebig als Fahnenjunker in dienst van het II. Ersatz-Bataillon van het 3. Schlesischen Infanterie-Regiment Nr. 156 van het Pruisische leger. Op 6 december 1914 werd hij tot Fahnenjunker-Unteroffizier bevorderd. Vanaf 16 januari 1915 werd zijn regiment aan het front ingezet, waarna hij op 23 januari 1915 tot Fähnrich bevorderd werd. Hij bleef tot het einde van de Eerste Wereldoorlog bij zijn regiment. Daar vervulde hij diverse functies, waaronder Zugführer (pelotonscommandant) en Kompanieführer (compagniescommandant). Op 23 januari 1915 werd Fiebig tot Leutnant bevorderd. Vanaf 8 augustus 1916 diende hij als Regiments-Gasschutz-Offizier (vrije vertaling: regiments-gasbeschermingsofficier). Hierna diende hij vanaf 16 augustus 1916 als adjudant van het 1e bataljon. Van 4 september 1916 tot 2 september 1918 vervulde hij de functie van adjudant van het 2e bataljon. Op 2 september 1918 werd Fiebig tot commandant van de 12e compagnie van het 156e Infanterieregiment benoemd. Op 28 september 1918 raakte hij gewond, en lag tot 15 november 1918 hiervoor in een hospitaal. Na zijn herstel, werd hij op 15 november 1918 in het Ersatz-Bataillon (reserve-bataljon) van zijn regiment geplaatst. Tegelijkertijd was hij adjudant van het Garnisons-Kommandos Beuthen. Op 1 februari 1919 werd hij weer bij het 156e Infanterieregiment teruggeplaatst.

In de Weimarrepubliek werd Fiebig in de Reichswehr opgenomen. Van 23 februari 1919 tot 23 maart 1920 was hij compagniecommandant in het Radfahr-Bataillon 8 (8e Fietsbataljon). Hierna volgde zijn benoeming als compagniecommandant in het Radfahr-Bataillon 6 (6e Fietsbataljon), deze functie oefende hij tot 1 mei 1920 uit. Vanaf 1 maart 1920 voerde hij het commando over de Radfahr-Kompanie 11 (11e Fietscompagnie), totdat hij op 1 oktober 1920 naar het Reichswehr-Infanterie-Regiment 12 werd overgeplaatst. Op 30 november 1920 werd hij naar de 3e compagnie van het 3. (Preußisches) Infanterie-Regiment (Reichswehr) (3e Infanterieregiment) overgeplaatst. Bij dit regiment werd Fiebig op 31 juli 1925 tot Oberleutnant bevorderd. Op 1 oktober 1926 werd hij dan naar de Führergehilfen-Ausbildung, in de staf van de 1e Divisie gecommandeerd. Aansluitend werd hij hierna op 1 oktober 1927 naar het Reichswehrministerium (ministerie van Defensie) overgeplaatst. Van 1 juli tot 15 augustus 1928 deed Fiebig dienst in de 7. Kraftfahr-Abteilung, en van 16 augustus 1928 tot 25 september 1928 in het 7. Nachrichten-Abteilung. In aansluiting hierop, werd hij naar de 4e MG-compagnie van het 3e Infanterieregiment overgeplaatst, en diende vanaf 1 maart 1929 als MG-officier in de regimentsstaf. Op 1 april 1931 werd hij tot Hauptmann bevorderd en op 1 oktober 1931 werd hij tot regimentsadjudant benoemd. Op 1 september 1934 werd Fiebig naar het Kommandantur in Berlijn overgeplaatst, en was daar vanaf 1 oktober 1934 de chef van de 1e compagnie van het Wach-Regiment Berlin. Op 1 januari 1936 volgde zijn bevordering tot Major. En vanaf 1 november 1936 volgde zijn overplaatsing naar de Kriegsschule Dresden (militaire school Dresden) als leraar. Op 1 maart 1939 werd Fiebig tot Oberstleutnant bevorderd.

Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, was Fiebig de commandant van het 1e bataljon van het 192e Infanterieregiment. Dit regiment kwam niet tot inzet tijdens de Poolse Veldtocht. Na de Duitse aanval op Nederland in 1940, Achttiendaagse Veldtocht en de Slag om Frankrijk bleef het regiment in Frankrijk achter. Vanaf 1 november 1940 voerde hij het commando over het 1e bataljon van het 575e Infanterieregiment. Vanaf 18 maart 1941 voerde Fiebig het bevel over het 448e Infanterieregiment aan het oostfront. Op 1 februari 1942 werd hij tot Oberst bevorderd. Op 28 februari 1942 werd hij met het Duitse Kruis in goud onderscheiden. Vanaf 1 juni 1943 was hij commandant van de Armee-Waffenschule van het 4. Armee (4e Leger), tot 12 september 1943 werkte hij in deze functie. Voor een korte duur, van 16 augustus tot 22 augustus 1943, was hij met de leiding (mit der Führung beauftragt) over de 36. Infanterie-Division (36e Infanteriedivisie) belast. Op 12 september 1943 nam hij de leiding van de 246. Infanterie-Division (246e Infanteriedivisie) over, tot hij op 5 oktober 1943 wederom tot commandant van de Armee-Waffenschule van het 4. Armee benoemd werd. Vanaf 25 april 1944 werd hij in het Führerreserve van het (OKH) geplaatst, tegelijk volgde hij een opleiding voor divisiecommandanten. Op 15 augustus 1944 werd Fiebig als plaatsvervangend commandant met het commando over de 712. Infanterie-Division (712e Infanteriedivisie) belast. Vanaf 26 september 1944 werd hij met de leiding over de 84. Infanterie-Division (84e Infanteriedivisie) belast, en werd op 1 december 1944 tot commandant benoemd. Gelijktijdig werd Fiebig tot Generalmajor bevorderd. De divisie werd aan het westfront herhaaldelijk vernietigd. Een geplande wederoprichting vond niet meer plaats. Fiebig raakte op de Lüneburger Heide in Brits krijgsgevangenschap.[1] Op 9 januari 1946 werd hij van kamp 1 naar Island Farm Special Camp 11 overgebracht. Op 19 januari 1946 werd hij van het London District Cage (LDC) naar het Island Farm Special Camp 11 overgebracht. Van 24 januari 1946 werd hij weer naar het Island Farm Special Camp 11 overgebracht. Op 17 december 1946 werd hij weer naar de London District Cage teruggebracht. In 1947 werd hij uit zijn krijgsgevangenschap vrijgelaten.

Over het verdere verloop van zijn leven is niets bekend. Op 30 maart 1964 overleed hij in Seesen.

Militaire carrière

[bewerken | brontekst bewerken]

Onderscheidingen

[bewerken | brontekst bewerken]